zondag 30 juni 2013

Jus primae noctis...


















Voor niks je snikkel op en neer pompen in een bij voorkeur vrouwelijk geslachtsorgaan is van alle tijden de meest geliefde bezigheid van Jonkheren en Pater Familiassen. Voor niets gaat de zon op en neukt de landheer er op los.

Eene Jonckheer van Quaat Tot Galgh en Rath uit het landelijke Pukkel deed eens zijner rondreis in een slede getrokken door vier wolfshonden en wel langs de graven van de tsarenknechten die hem zijn tanden wilden uitrukken vanwege een akkefietje in een herberg te Twistgenstein. In Twistgenstein logeerde namelijk een der dochteren van Jacobus, Tsaar van Gremnach in Bressau achter de Stig. Zijner dochter had plaats genomen aan de centrale tafel in het gasthuis keek niet al te schuw in de rondte, stootte onderwijl een van haar nichten aan om subtiel wijzend een voor haar interessante partij aan te wijzen. 'Voor wie?" "Voor jou natuurlijk."

Nu had dit akkefietje niets om het lijf. De Jonckheer van Quaat tot Ergher werd door de vier tsarenknechten betrapt in het bed van de tsarendochter, met de dochter en haar nicht en een stalknecht genaamd Henk. Nu was het volgens de jures van die tijd geen probleem dat Jonckheren alles neukten wat op hun weg lag, gratis voor niets, sterker nog, direct opeisbaar, maar stalknechten hadden enkel de keus tussen de anus van een paard, of de kut van een gespannen boerin met huwelijksproblemen. Gespannen boerinnen waren er nauwelijks, paarden zat... Enfin, Henk kreeg als eerste de houw der eunuchen en de Jonckheer moest maar eens uitle... "Maakt u gereed!" Brulde Quaat. "En garde!" De vier verbouwereerde tsarenknechten werden voor ze het wisten allevier in één houw onthoofd, gescalpeerd en gefileerd. Na deze flitsende actie, ging Quaat verder met waar hij mee bezig was, het neuken van de tsarendochter en haar nicht in simultaan.

Nu is neuken sinds de jaren zestig van de vorige eeuw een nogal banale gewoonte geworden. Iedereen deed  en doet het met iedereen. Een neukend stel op de tv, in bushokjes, achter de fietsenstalling voor de faalangstigen, is geen raar straatbeeld meer. Immers, het neuken, de wip, de klotsende klop op het vaginale frontaal, alles werd gezien als pissen en schijten een normale menselijke reactie op aandrang, de roep van de natuur en zo verder. En daarbij, gratis voor niks, direct opeisbaar. Dat gaf de beroepsgroep van Niks Gratis en Niks Voor Niets... Neuken Kost Geld! geleid door de innemende Mensje van Keulen, schrijfster en voorstandster van het Vrouwelijke Inkomen, een reden om hard van stapel te lopen en een beursgang in te zetten omdat geld als standaard voor het kapitalistische drübergäng wordt gezien. Als de staat en haar voetnoten: Het Kapitaal, geld ruiken, zijn de apen gekookt in liters spermatoïden, komt de lente laat dat jaar en slaan de boeren weinig bietensap in voor de najaarsstormen.

Vandaar dat neuken nu wel geld kost, kindjes krijgen betaald wordt uit de inmiddels geslonken knip van de bewust kinderloze... en nog veel meer. Ik kan nog uren doorgaan, maar het ligt aan den leezer alhier.

De Crisis Biedt Kansen!




Ja
Maar dan wel eerst door België heen naar Versailles doorstoten en intussen Brussel platbranden. Daarna snel oprukken naar Berlijn, om Poetin voor te zijn.

Santiago de Compostella

Nu de wanhoop zo ontzettend diep is, stromen de kerken vol en navenant de pelgrimsroutes waaronder de bekendste die van Santiago de Compostella in Noord Spanje.
Het loont om op strategische plekken roofslotten in te richten - ze liggen er al, want ook al in de 7e en 8e eeuw werd het fenomeen pelgrimage al beleden - .
De pelgrimage is een ritueel dat heerste onder de flagellanten al vanaf de achtste of negende eeuw. Een van mijn voorvaderen had in die dagen op de route een slot en is stinkend rijk geworden met de tienden die de flagellanten moesten afdragen om te mogen passeren. Hij zei nog voor de Inquisitie hem greep (in de 8e eeuw? Je bent gek! De Inquisitie kwam pas in beeld tijdens het bewind van Filips II in de 16e eeuw.) oké, oké, de Champetters van Liege dan maar, neem me niet kwalijk zeg! "Ze betalen maar voor het gedreun wat die lui veroorzaken."

 En zo verder...

zondag 23 juni 2013

Reflection



Op die zeldzame dagen da'k 's morgens bij het grauwen, verkwikt en nota bene uitgerust wakker word, durf ik amper in de spiegel te kijken, bang voor het beeld dat me de vorige avond nog zo vertrouwd voorkwam. De specifieke gelaatstrekken van een aan Lombroso gelieerde galeiboef die zojuist van Duivelseiland is ontsnapt en bij leven en welzijn aan wal is gestapt op een idyllisch strand vol onschuldige badgasten die gillend de duinen opzoeken in de veronderstelling dat het Zevenkoppige Beest nu eindelijk een vertoning wenst te verzorgen voor een uitgelezen publiek.

Gillend en stampend raast de menigte vanaf duintoppen het beest toe. Plotseling verschijnen er vier ruiters, ze galopperen rond de wachttoren van de strandwacht en het geschetter van bazuinen, overstemt nu het uitzinnige publiek. Iemand grijpt een gitaar en begint te zingen. "There must be some kind of way out of here, said the joker to the thief..." De menigte zwijgt in verwarring gebracht, iemand zegt "Ik krijg geen verlichting, het wordt me te duister." Een ambulance sleept hem uit de vuurlinie en een zakenman pikt zijn wijn in. "Toch niet meer nodig," zegt hij tegen een fronsende dame die hij voor was.

De vier ruiters beginnen aan een vreugdevuur, ze schieten gaten in wolken waaruit in zwart geklede figuren nederdalen. Ze dragen zegels onder hun armen en gooien ze stuk in woede vanwege de Porsches en Cabrio's van de strandgasten. Die deinzen steeds verder terug achter de geestgronden. Het wordt hen te heet onder de voeten. Sommigen zien tot hun ontzetting de aarde veranderen in een zwarte vloeistof. "Waar kan ik mijn hypotheek aflossen??!!" Roept er een uit ontzetting. "Hier! Gooi het hier maar in!" Schreeuwt een net geklede heer en hij houdt een collectezak omhoog. Ik Dirk, Prins Paljas van Hogezolder kan het goed gebruiken voor mijn kunstcollectie. Als je mij het afbetaald, krijg je een enkeltje hemelse sferen..." In een flits puilen zijn zakken uit van de bankbiljetten en wordt Dirk geraakt door vurige scheuten uit een kist die in het midden van de meute is verschenen. Het is de God Mammon die besloten heeft dat het bezit van geld in deze tijd van schaarste een doodzonde is en laat Dirk achter in  een poel van zwart bloed. "Weer een minder!" Kraait een heerschap zonder hoofdhaar met een speldje op zijn revers dat sterk op een geverfde meeuw lijkt, maar niet zeker is, want meeuwen zijn niet geverfd.

Goed dan, ik besluit maar koffie te gaan zetten en de rust keert weer op onze onvolprezen stranden. Het .beest keert terug in de zee met medeneming van een roodharige schone, eens het bezit van een zanger die even niet keek en zich verslikte in een bierworstje of twintig. De ruiters galopperen richting Wassenaar, alwaar een landgoed smeekt om hunner aanwezigheid...

De koffie smaakt een beetje raar. Er zit een luchtje aan.



woensdag 19 juni 2013

De suprematie van het Konijn over de Vossen en Wolven



 
Dit verhaal wil ik u allen niet onthouden…

Op een zonnige dag, ontsteeg een konijn zijn hol in de grond om van het prachtige weer te genieten.
Het was zo’n heerlijke dag, een genot om mee te maken, dat het konijn al zijn voorzichtigheid verloor, zodat een vos hem kon verschalken tussen zijn snorharen door.
“Ik ga je voor de lunch bewaren,” zei de vos.
“Wacht!” riep het konijn benauwd. “Wacht liever een paar dagen.”
“O ja? Waarom zou ik wachten?”
“Nou ik ben net bezig mijn scriptie af te maken voor mijn doctoraal.”
“Ha, wat een stom excuus. Maar welke titel geef je het eigenlijk?”
“Ik schrijf mijn scriptie  over ‘De suprematie van Konijnen over Vossen en Wolven’.”
“Ben je gek? Ik vreet je nu meteen op. Iedereen weet dat een vos te sterk is voor een konijn en altijd overwint.”
“Niet echt hoor, niet volgens mijn onderzoek. Als het je  interesseert, kun je nu mee gaan m’n hol in en het voor eens en altijd voor jezelf vaststellen door mijn teksten te lezen. Als je dan nog niet overtuigd bent, mag je me opeten als lunch.”
“Jij bent echt gek zeg!” Maar sinds vossen bekend staan om hun niet te bevredigen nieuwsgierigheid (lees de scriptie van het konijn) en de vos toch niets te verliezen had immers…  en ging met het konijn mee zijn hol in. Niemand heeft ooit de vos nog teruggezien.

Een paar dagen later, opnieuw een zonnige dag, een zwoele wind ritselde door de boombladeren en gaf de zomerse dag een heerlijke geur, ontsteeg het konijn wederom zijn hol om ook van deze dag te genieten.  Deze keer, verscheen er een wolf, klaar om het konijn ter plekke op te eten.
“Wacht!” Riep het konijn. “Je kunt me nu niet opeten…”
“En waarom wel niet, pluizige lekkernij van me?”
“Ik ben nu bijna klaar met mijn doctoraal scriptie, nog enkele bladzijden en ik promoveer op “De suprematie van Konijnen over Vossen en Wolven”.”
De wolf moest zo hard lachen dat hij bijna zijn grip verloor op het konijn.
“Misschien zou ik je hier en nu niet op moeten eten, want je bent echt ziek in je hoofd peentjesvreter. Wellicht ben je een beetje getoxomatiseerd door je grootouders.”
“Kom dan mee en lees mijn teksten maar eens… dan ben je snel overtuigd van mijn conclusies, zo waarlijk als ik hier in jouw klauwen hang.”
Dus liet de wolf zich meetronen het hol van het konijn in om nooit meer tevoorschijn te komen.
Een bevriend konijn kwam eens kijken hoe het er voor stond met de scriptie van het konijn.
“What’s up doc? Hoe staat het er mee en waarom kijk je zo vrolijk broer?”
“Yup, ik heb zojuist mijn scriptie voltooid. Maanden werk, maar nu is het af.”
“Gefeliciteerd… en… waar gaat het eigenlijk over?”
“Het is getiteld ‘de suprematie van Konijnen over Vossen en Wolven’.”
“Ben je daar zeker van? Het klinkt niet echt plausibel.”
“O ja hoor. Ik nodig je uit om binnen te komen en het te lezen, dan ben je snel overtuigd van mijn bevindingen.”
Dus gingen ze samen het hol van het konijn binnen. Terwijl ze naar binnen gingen, zag de vriend de typische verblijfplaats van een student, tamelijk rommelig, de afwas sinds weken niet gedaan, sigarettenpeuken over de vloer en rook de muffe lucht van boeken en zweetsokken. De computer met de controversiële scriptie in een hoek, met rechts een stapel vossenbeenderen en links een stapel wolvenbeenderen met in het midden een leeuw die met een lodderig oog naar de vriend keek.

Moraal van dit verhaal is: De titel van jouw scriptie doet er niet toe, zolang je een adviseur hebt die je bijstaat met raad en daad.

maandag 17 juni 2013

Bentley




De gevleugelde B een bijna Keltisch aandoend emblemata. De pracht en de kracht zit 'm in de verfijning, als zilverwerk op de tafel van de Baron. Bentley staat voor de macht van het industrieel complex. Niet voor niets zijn het de mensen die zichzelf geslaagd noemen, die een Bentley berijden. Je rijdt niet in een Bentley, je laat je rijden. Wat moet een kunstenaar met zo'n toonbeeld van macht en praal? Een Bentley is juist geen praalwagen, een Bentley is kunst, pure esthetiek. Of je nu deze neemt, of de uiterst moderne Mulsanne, het blijven pareltjes van enthousiast vakwerk, vakmanschap uit liefde en in liefde gemaakt. Want, kun je uit een met de hand gehamerd stuk plaatwerk, uit het leer en het notenhout geen liefde halen, dan heb je je ogen in je zak. 't Is maar de vraag of je hetzelfde kunt zeggen van de talloze sportwagens die nu op straat komen. Van dezelfde liefde voor de totaliteit van het produkt, het gegeven dat er mensen werken aan een auto, die ze nimmer zullen bezitten, onbereikbaar is voor allen, niemand van de medewerkers uitgezonderd.

Voor ware kunst geldt hetzelfde. Je mag er naar kijken, maar een aankoop overwegen, wordt allengs moeilijker als je geen grote pot met geld achter de hand hebt. Is dat vervelend? Is dat erg? Nee, want ware kunst heeft waarde en is werkelijk waar niet publiek. Of die waarde per se in geld uitgedrukt moet worden? Het is een maatstaf, meer niet. Vergeet de liefde niet waarmee de kunstenaar begon aan zijn kunstwerk, de moeite, het voortdurend schrappen, toevoegen, verschuiven of helemaal weglaten van details. Het ontstaan van een unica, hoogstens gefotografeerd voor de documentatie en vervolgens, ook maar sinds het ontstaan van de fotografie en internet, privaat gemaakt voor de ogen van tallozen die de huid en de structuur erbij mogen dromen.

Kunst is van haar ontstaan af, niet bedoeld voor een groot publiek. Immers de rotsschilderingen werden alleen bekeken door de sjamanen, de priesters avant l'lettre. Heilgdommen om een goede jacht af te dwingen. Pas later is het grafitty geworden, voor de lol van de gemeenschap zoals cinema en tv dat nu zijn.

Mijn oog, in het verlengde van de camera, heeft dit object mogen strelen. Aankomen is er niet bij, laat staan dat ik ermee zou hebben mogen rijden. Althans: "Ik durf het bijna niet te vragen...maar..." Geluk is, het bezitten van iets dat vreugde geeft, lief te hebben wat liefde verdient en te mogen delen wat in liefde gemaakt is.

donderdag 13 juni 2013

Waarschuwing. Deze tekst bevat schunnige taal, vloeken en scheldwoorden.

What the hell is going on?



“Hé kwijlebabbel! Komp er is uit azzie durf!?”
-         - “Als u mij met maar met één vinger durft aan te raken dan… Roep ik de assistentie in van de politie.”
“De vliegende tering met je plisie. Ik hak je an mootjes. En nog wat! As ik me kakies niet binne de minuut heb, dan zal jij nooit meer lopen azzie gedaan heb.”
--“ Hè Karel, hou nou effe je gemak joh. Die vent kènner toch ook niks an doen?”
“Wijf, azzie nie oplazert, sla ik je valse tanden uit je smoel!”
--“Mot jij wat van me?! Vuile vieze pleurislijer, stinkende smeerkees, straatslenteraar!”
“Gotverredompt op stoephoer! Vieze spinaziekut voordat ik jou op je bek ga slaan zodat je vier weken bloed zeikt!”
-         - “Wilt u zich allebei alstublieft verwijderen? Er zijn hier mensen die ook graag geholpen willen worden.”
“Ik zal ze wellis effe helpen, maar niet eerder voor ik jouw kale kop flink uitgebeend heb en de scheren heb waar ik recht op heb, kale meloen!”
--“Kom nou mee Karel, zodadelijk slepen de wouten je weer het kasjot in, net als verleden keer.”
“Ja en dan motte ze weer de aannemer laten komme om de muren op te lappe net als verleden keer. Ik gaan niet eerder weg…”
-        -  “Voordat u, hoe noemt u dat? Uw kakies hebt?”
~”Wat zijn hier de problemen?”
“Niet hier staatspooier, ga jij maar witteboordekeriminelen oppakken en laat mijn met rust!”
~”U heeft ons laten roepen?”
-         - “Jazeker agent. Deze meneer hier staat een enorme stennis te schoppen. Hij wil geld zegt hij.”
~”Zo… U wilt geld… Het is hier de nationale uitdeelbank niet meneer.”
--“Als dat is kon seg… Haha, dan ging ik in me blote reet staan en hield ook me handje op… Haha.”
‘Zal ik die smerige grijns is van je verrotte fasie smijten, tiefusteef?”
--“ Karel, hou nou toch op, dit werk van geen kant.”
~“Nee… als u zo tekeer blijft gaan.”
“Ik ga tekeer wanneer ik wil blauwe walnoot, ik eis de senten waar ik recht op heb en wel nu!!!”
-       -   “Heeeeej, blijft u van mijn fijne stropdas af. Agent, agent… doe er iets aan….”
~”Sorry meneer. Dit is een openbare gelegenheid, een plek inherent aan de problematiek van tegenwoordig. Deze heer heeft het recht te existeren in welke mate dan ook.”
-         - “Maar hij knijpt m’n keel dicht… Urrrrgggghhhh…!!”
~”Niks mee te maken. Dit is een vrij land en meneer hier kan doen wat hij wil.”
“Jofel blauwe… en nou me kakies teringlijer! “
-          -“UUURRRRRRGGGGGGHHHHHHHHHHHHHHH H-h-h-ee-f-t u e-e-en ogenblik?”
“Tuurlijk Jan Patat, ik wacht…”
-         - “Hoeveel had u gehad willen hebben?”
“Vijf knaken schooier!”
-         - “Wááát vijf knaken??!!”
~” U was bijna het haasje voor vijf knaken hahaha.”
-          -“Waah hou me vast of ik doe ‘m iets!”
~”U bent onder arrest… Handen op de balie en knieën heel ver uitelkaar.”
-        -  “Mmmaar…”
~”Niks te maren mannetje je bent er vies bij.”
“Zo mag ik het zien, afvoeren die hap en drie maanden water en brood.”
~”Dank u voor deze tip Mijnheer Bontebroek. U heeft ons goed geholpen door te infiltreren in deze poel der wanhoop. Gemeentelijke sociale diensten die zich op het pad van de diefachtige menschenhandel wagen, dienen opgerold.”
“Niets te danken beste man, graag gedaan hoor.”

TUSSCHEN KUNST EN KITSCH LIGT EEN ADEMTOCHT




Met grote kwaaie stappen liep de Kunstenaar voor het lege witte vlak van een enorm opgezet doek geplaatst op een verrijdbare ezel. Grommend en knetterend balde de Artiest zijn met verf besmeurde knuisten in zijn broekzakken. Opeens liep hij naar een hoek van het hoge atelier en begon in een map met voorstudies te bladeren, de tekeningen die hem niet bevielen achter zich werpend. Eindelijk na minutenlang ritselen en verscheuren, vond Hij wat Hij zocht.

Een tekening van een naakt met tanden als olifantspoten, ogen als honkballen en haar dat nog het meest op prikkeldraad leek. Haar gigantische borsten priemden twee kanten uit als grimmige granaatkoppen. Tussen haar enorme walvisdijen ontsproot een enorme bos rotan, als de bundel  roeden om een bijl gedrapeerd op het fascistische wapen van de Italiaanse fascismoclatura… 

Kauwend op een al lang gedoofde sigaar liep de Artiest ermee naar de ezel en prikte de tekening in een bovenhoek van het linnen.
Eerst aarzelend, maar allengs bruusker tekende hij met Oost-Indische inkt de contouren van  het afgrijselijke lichaam op het maagdelijke wit van het nog nagloeiende linnen. Snuivend van ingehouden expressiedrift, vergoot Hij liters peperdure inkt en kneep als in een vlaag van uitbarstende razernij enkele tubes leeg op een verrijdbaar palet. Met een brede kwast begon Hij de verf te mengen tot het een gore en groene brei was geworden. Dezelfde kwast gebruikte Hij om het goedje binnen de contouren uit te smeren, ook al kon je het geen smeren noemen, eerder moordlust. Triomfantelijk grijnzend, z’n afgebrokkelde stompjes van gelig witte tanden blootleggend, deed Hij enkele stappen achteruit om het voorlopige resultaat op gepaste afstand te bekijken. Kreunend en met bruine kwijl afkomstig van de afgekauwde sigaarpeuk, werkte Hij gestaag door.
Eindelijk! “Finito.” Bracht Hij steunend van dorst en vermoeidheid uit. Met nu zekere hand zette de Artiest Zijn handtekening onder het geval van zijn expressieve uiting.

Akte 2

Madame Klapvoet van Buurenscha, ook Schampertje genoemd, de galeriehoudster van de alom historisch bekend staande galerie in een uithoek van de Randstad alwaar de Kunstenaar zich verwaardigd had om zijn oeuvre te laten aanschouwen door de burgers van het slaperige provinciestadje, liep drukdoenderig rond in de smalle pijpenla dat dienst deed als foyer voor haar exquise galerie. Onderdanig knikkend en schamper lachend (vandaar Schampertje) naar gelang het uitkwam en welke persoon het betrof liep ze kwijlend langs de meesterwerken van de al wat oudere Kunstenaar. Hier en daar wees ze een saillant detail aan om in essentiële termen de existentialistische peremptoire en hoogdravende duidingen te ontsluieren aan de burgemeester van het klef slaperige stadje.

“Wat is dit?” Vroeg de nog jonge burgemeester bij het zien van des Kunstenaars laatste meesterwerk, dat wij in heel haar medusiaanse exaltie hebben mogen aanschouwen in paragraaf 1. Madame Klapvoet et cetera keek even rond, zichtbaar in verwarring gebracht door de vraag van de burgemeester. Daar ontwaarde ze de Kunstenaar, gezellig koutend in een groepje dat hoofdzakelijk werd gevormd door langbenige dames in felle jurken en een eenzame vriend die peinzend aan z’n baardje stond te trekken. “Ach Maestro, zoudt U zo vriendelijk willen zijn en de burgemeester meer over dit pregnante werk willen vertellen?”

Waardig schreed de Artiest naar de plek waar zijn aanwezigheid zo danig gewenst was. “Ach daar bent U dan,” kraaide madame Klapvoet et cetera met haar kenmerkende stem, met een ietwat kroelende ondertoon. “De burgemeester wil bij dit masterpiece of modern art ontsproten werk een nadere uitleg over Uwer nobele bedoelingen achter dit welhaast klassieke piece de resistance. U kunt dat als de beste.” Dat liet de Kunstenaar zich natuurlijk niet twee keer zeggen, net zo min hij welzeker door had dat de verzamelde regionale pers meeluisterde en de camera’s lieten klikken.
Dus knikte Hij minzaam en stak zijn betoog af: “Dit is de sociaal economische aanklacht tegen de mensonterende omstandigheden waarin de hedendaagse proleet moet leven,” Kweelde hij in z’n karakteristieke falsetstem. “In het bijzonder de uitkeringsgerechtigden die beroofd van hun generieke en zeer voldoening gevende werk, nu worden gedwongen datzelfde werk te doen voor nut en bevrediging van diezelfde maatschappij of samenleving die te beroerd is zelf iets te doen aan wat er blijft liggen aan belangrijk en zeer essentieel geachte werkzaamheden. Zoals het bemensen van de Voedselbank en het vegen van straten.”  De burgemeester knikte bedacht. “En anderzijds de extravagante rijkdom van enkelen, meestal afstammend van oorlogswinstmakers, of zelf hun kapitaal hebben vergaard door flink mee te werken aan de oorlogsinspanningen heden te dagen.” Vervolgde de Artiest zijn betoog, nog steeds in kalme en rustige bewoordingen, anders dan de woede tijdens het maakproces. De socialistische burgemeester klapte opgetogen in zijn handen en kraaide dat het in den kunstwereld nauwelijks meer voorkwam dat een kunstenaar open en expliciet uitkwam met maatschappij kritiek. “Dit gaan we vieren, met een goed glas!” Een klaterend applaus klonk op in de inmiddels benauwde en stampvolle ruimte.

Minzaam knikte het Genie in zijn achterhoofd al repeterend hoe het verhaal te vertellen tegen de burgemeester van het rechtse villadorp in Brabant, de volgende halte van zijn expositietournee. 

Nb...

“Alles doet geloven dat er een zeker punt in onze geest bestaat waarop het leven en de dood, de werkelijkheid en de fantasie, het verleden en de toekomst, het meedeelbare en het niet-meedeelbare, het hoge en het lage ophouden te worden ondergaan als tegenstellingen.  Men zou dan ook in de activiteit van de surrealisten tevergeefs een andere drijfveer zoeken dan de uitsluitende hoop dit punt te bepalen.” André Breton uit ‘Tweede manifest van het Surrealisme’

dinsdag 11 juni 2013

Een Brutus zonder illusies.



'...Je suis de rongé d'une tristesse auprès de laquelle la nuit la plus sombre est une lumière ébloussiante...' Alfred de Musset.

Het is op den avond zelf, dat de jonge Lorenzo de Medicis zynde voornemen om Alexander den tyran te dooden, aan den oude Strozzi kond doet, die zyn huis verliet om tyding van zyn gevangengenomen zoonen en dat hy geen andere woorden vindt dan deeze, om zyn gemoedsstemming van Brutus vóór de daad te vertolken.


Inzicht in morele passie komt hier in vol aangezicht tot uiting.


Plato, hufter, strapats... Plato was het die de Staat uitvond als Gogol en Garmesj de pluriformiteit geweld aandoend. Plato de oervader van de tweedeling: Staat en Publiek, Incassobureau en Schuldenaar. Zelf voerde Plato geen flikker uit, gaf hij z'n naam aan... nee was hij de vader van de gedachte. 

'De mensen zijn bang voor hun vrijheid. Dan moeten ze zelf hun verantwoordelijkheden onder ogen zien. Nu neemt de Staat de honneurs waar.'

Wie is de Staat. De Politea? Vanuit de diepste gedachtenwrochten van Plato Pilatus, O zalige handenwasser in onschuld... 'De Staat zorgt voor het welzijn van het Volk, de opvoeding van haar Kinderen, haar Oude dag.'

Ach Zo... Dat is dus de Staat. Een betuttelende oude Maniak, Pater Familias de Onderdrukker. De Staat is Plato Zelf! Maar is het wel zo gemakkelijk als een ander de problemen voor Jou oplost? Elk voorschrift betekent, dat de beslissing van de ene mensch aan de ander wordt overgelaten. Daarbij wordt het bewustzijn van de mensch aan wie men (zij, hullie, de Anderen) iets voorschrijft, in een bewustzijn verandert dat conform is aan het bewustzijn van diegenen die de voorschriften uitvaardigen. Om de hele zaak zo doorzichtig als helder koffiedik te maken, noemde Plato zijn 'Kweek' Democratie, het Volk regeert. Ha! Het Volk! Zie jij iets regeren , Jan met de Pet in de Straat, dat op VOLK lijkt?! "Dat wordt een zooitje." 
Zie je wel! Democratie is onbestaanbaar.
"Maar we mogen toch iedere vier jaar een parlement kiezen en een gemeenteraad en op afstand de Provinciale staten en het bestuur van de Klaverjasclub en, en...? Wij staan onze macht af middels een Mandaat. leggen ze dat Mandaat naast zich neer, kunnen wij hen toch simpel naar huis sturen, niet dan, ja toch?"
Ach Jan met de Pet in de Straat in jouw onbenulligheid raak je daar toevallig wel effe de kern van de zaak. Tuurlijk, wij geven ze een Mandaat en jazeker kunnen zij dan vier jaar lang dat Mandaat aan hun laarzen lappen. En dat naar huis sturen... Dat is aan ons toch niet gegeven hoor, want Vadertje Plato (de Malloot) heeft nog iets toegevoegd aan zijn Staat: de Krijgsheren en de koddebeiers aangevuld met de pistoleros van de Geheime Dienst, geharde oudijzervreters, klaar om elk oproer in wrede wellust neer te slaan, tot bloedens toe! Hij heeft nog net niet het Partijbelang uitgevonden de Onbenullige Proleet! Ook al zo'n democratisch vertragingssysteem. Die eer komt toe aan Magic Machiavelli.

"O zit dat zo?" Stottert Jan met de Pet in de Straat affreus, "Mag ik dan effe over me nek?" 

Christen, pantheíst, socialist, anarchist... Jezus. Mohammed, Oblomov, Marx en de Aquarius Samenzwering... in zekere zin liberaal mag jij me noemen, zolang de behoefte naar eigen inzicht bevrediging mag scheppen. Maar dat is nou juist wat niet mag van Etterletter Plato en zijn Epigoontjes.

maandag 10 juni 2013

Bloed aan de muur.



  

Al tema de nuestro tiempo
Het thema van de nieuwe tijd. “Pater ait!” Vader ik stort ter aarde. De veronderstelde uitroep van Ikarus wanneer hij te dicht bij de zon kwam en zijn veren van was smolten. Het thema Ikarus is het thema van de hedendaagse kunst. De kunstenaar die te dicht bij de zon komt, verliest zijn beide benen, springt van het dak, drinkt zich dood of verhangt zich aan een pergola bij z’n Spaanse kasteel.


Karel Appel deed het licht aan als tie ging schilderen. De man stapte zijn ruim bemeten werkplaats in, taste naar zijn binnenste innerlijk en draaide een knopje om. Daarmee schakelde hij z’n innerlijk licht in. Een blacklight ter hoogte van zijn longen of ergens in de buurt van zijn darm-schijtkanaal.

Jezus was een paria! Karel was een van binnenuit verlichte haloween-pompoen. De verlichting heeft haar intrede gedaan. God heeft de mensen geschapen naar Zijn goedmoedige en liefderijk evenbeeld. God zag dat het goed was, maar wie zegt dat Hij goed bij Zijn hoofd was? Een goede kunstcommissie maakt zich onsterfelijk, wanneer zij van haar notulen een dadaïstische collage maakt. Het verstand is kreupel, de tong raaskalt, de geest is wankel. Gezien in het licht van een langzaam uitdijende kosmos, waarvan de grenzen na miljarden millennia nog nimmer bereikt zullen worden, is de zon niet meer dan een nietig speldenknopje dat zo’n beetje ligt te sudderen in het waterige najaarslicht. De kunst verkeert in crisis en ik zit er middenin. Bij God zal ik niet weten wat de goede, de juiste weg is naar een intrinsiek verantwoordelijke beeldtaal, consequent en integer. Maar kunst is namaak, artificieel. Geen zinnig mens kan zeggen dat kunst integer is van binnenuit, het is een paradigma een paradoxaal axioma. Kunst is pas kunst tot het tegendeel bewezen is!

.UIT