dinsdag 28 januari 2014

Liederlijke liedjes

Was je haren
Sla je vader
Heb geen zorgen
Voor morgen
Het nu telt!

Versier een hoer
Neuk je moer
Laat een scheet
En weet
Het nu telt!

Bak een taart
Weest gehaat
Voor wat je dee
En, o jee
Het nu telt!

Humme humme hum hum hum
Je bent de lul geen flauwekul
Leutert maar een end in de lucht
Ziet het verschil niet tussen kut
En kont zakt door elke scheet
Door je enkels en zucht

Humme humme hum hum hum
Je rammelt met je kloten als
Je door een vrouw wordt aangesproken
Zweet peentjes als zo'n wijf met 
Haar tieten wiegt en hijgt
Als ze hem stijf krijgt

Humme humme hum hum hum
Krijg je hem wel omhoog is
Zelfs pissen een ramp ga
Dan naar Dokter Kutker hij
Smeert 'm door alstie zegt:

Humme humme hum hum hum
Dat ziet er niet uit!

Opoe wat heb je grote tieten
Nee het zijn geen Belse frieten
Wat een bos hout
Da's niet fout!
Opoe wat heb je grote tieten!

Godvergeeme wat een paal
Wat istie groot
Ik wil hem helemaal!

Tante Iet wat zijn je billen vet
Nee het is geen smeerolie
Ze heeft ze verpakt in aluminiumfolie en 
Serveert ze pront op de balie
Van het Europesche vrouwenfront

Heb je ze ooit zo gekocht?
Spekvet en glibberend van het vocht
Spiegelglad ingesmeerd met
Balsemolie en braadboter

Leg neer!
Ga tekeer!
Ja meneer!

't Smaakt naar meer
Op en neer
Gesmeerde veer
Heet als teer
Zweten als een beer
Nee 't doet niet zeer
Het is een eer
Gelikte peer
Over en weer
Dame en heer
Lik die zweer


donderdag 16 januari 2014

Verwondering

"De grootste vijanden van het oorspronkelijke denken zijn de gemeenplaats en de vanzelfsprekendheid. Vooral die laatste is de luie, lafhartige en gedachteloze onbezonnenheid waarmee iemand blind navolgt wat 'men' nu eenmaal meent te menen. Of het is een versteende denkgewoonte die zich heeft opgewerkt tot een overtuiging die geen tegenspraak meer duldt. Wanneer die houding algemeen is (en dat is ze!) en een gedeelde houding en dus een gemeenplaats wordt, dan vormt ze een bastion van onbegrip waarop iedere poging tot oorspronkelijk denken te pletter slaat." Prof dr ing Munnik, bijzonder hoogleraar, verbonden aan Stichting Thomas More , Universiteit Twente.

Bovenstaande is een aanval op het gebrek aan verwondering dat de mensheid parten speelt en in het bijzonder de Nederlandse bevolking. Verwondering is het beginsel van oorspronkelijk denken, de toestand van het denken kan alleen bestaan als de wereld in verbazing aanschouwd wordt. Waar de verwondering ophoudt begint het cynisme, de "luie, lafhartige en gedachtenloze onbezonnenheid waarmee iemand blind navolgt wat 'men' nu eenmaal meent te menen." 'Men' meent dat alle ellende en rotzooi dat 'van boven' komt louter en alleen van boven komt en nergens anders vandaan Als de zure regen die uit de hemel valt. 'Men' vergeet voor het gemak dat regenwater voor het uit de hemel valt, is gecondenseerd van het oppervlaktewater. Onderweg is het zuur geworden, vanwege de uitstoot die 'de oppervlakte' aangejaagd heeft door massaal fossielen te verbranden. Met andere woorden, alles wat 'men' roept, heeft het eerst over zichzelf uitgeroepen. 

Met verwondering los je de problemen niet op, verwondering is geen vraagbaak vol toepasbare kennis... Met verwondering valt niet te scoren, de mens in verwondering wordt juist bekeken als een naïeve persoonlijkheid die het allemaal niet begrijpt. Wat valt er te begrijpen? Volgens prof René Munnik is verwondering bij uitstek het terrein van de onbevangenheid, het kind zijn vooral. Kinderen kennen geen gemeenplaatsen en vanzelfsprekendheden. "Ze missen weliswaar de conceptuele rigiditeit (ook maar een aspect dat door weinigen wordt gedeeld trouwens) die je van het oorspronkelijk denken mag verwachten, maar ze beschikken over een benijdenswaardige onbevangenheid, een onvermogen om langs platgetreden paden te denken, omdat ze die nog niet kennen." Kinderen zijn experts in verwondering, die zonder enig winstoogmerk vragen stellen die menig volwassene uitgeteld als een murw geslagen bokser in de touwen doet belanden. Diezelfde volwassene die met geen mogelijkheid de diepheid van zulke vragen tot zich door kan laten dringen en een stereotiep verhaaltje ophangt over die koe die een haas vangt. 

's Avonds aan de toog gaan de babbelaars dan maar weer over op het joelen en brullen over maatregelen en beleidslijnen door de regering uitgevaardigd om een crisis te beteugelen die ze door hun eigen plempzucht hebben veroorzaakt. Vind je het gek dat ik nog nooit een koe een haas heb zien vangen?

(Citaten zijn allemaal van prof, dr, ing R. Munnik)