dinsdag 3 januari 2017

Brandende kwesties

Volgens Sandberg (van 1945 tot 1963 directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam) zijn er twee soorten kunstenaars. De ene soort (sic) bestudeert de technieken van voorgangers maar gebruikt deze voor een nieuw doel; poogt het beeld te scheppen van wat ontstaat onder de oppervlakte. Dit zijn de koplopers, zij praten niet over kunst maar brengen een boodschap. Een boodschap vervat in de beeldtaal van het moment.

De andere soort volgt met grote toewijding de traditie, vaak niet de meest recente traditie of worden geïnspireerd door de oude meesters. Vaak vormen zij een school, doen hun uiterste best om kunst te maken maar produceren slechts schilderijen en beeldhouwwerken.
Deze laatsten vormen de meerderheid en meestentijds zetten zij moeilijke creaties van een meester om in gemakkelijk aansprekende uitdrukkingsvormen. Hun werk kalmeert en ontspant de toeschouwer, behaagt hem/haar. Het publiek bewondert hun virtuositeit, de critici zijn lyrisch en vergeten hen spoedig. De eerste groep schokt de gevoelens, voert onbehaaglijke kunst uit, maar fascineert uiteindelijk, stimuleert... zij bepalen de ontwikkeling. Deze groep kunstenaars is klein en hun werk hoort ons allemaal toe zoals de zee en de kusten gemeenschappelijk zijn.

Vandaag is schilderen passé, dood als een pier, morgen is dat het post minimalisme, de video-art en andere post-articulaties als installaties met een verhaal; het ai-wei-wei-isme. Een hedendaagse museumdirecteur valt niet te benijden. Hij is een equilibrist geworden, balancerend op het slappe koord van in -en uitismes.

Ook de critici hebben het niet gemakkelijk. Door allerlei ontwikkelingen in de hedendaagse kunst, uitgebreid behandelt door de media en besproken door gans het volk van hoog tot laag, staat de kunstenaar in scherp daglicht, onbeschermd, naakt. alsof de perestrojka ook in kunstenland toegeslagen heeft. Helaas gaat die belangstelling voor kunst niet over richtingen, materiaalgebruik of thematiek, maar over negatieve bijzaken als kosten/baten principes. Tachtig miljoen voor een enkel schilderij van Rembrandt, om maar wat te noemen, uitgebreid aan de orde geweest door alle lagen heen. Werken die als 'kunstwerken' worden beschouwd, zijn ooit verkozen als in cultureel opzicht betekenisvolle voorwerpen door mensen die op een bepaald ogenblik en vanwege een bepaalde positie in de maatschappij voldoende gezag hadden om het predikaat 'kunstwerk' toe te kennen; immers deze werken kunnen zichzelf niet verheffen boven andere door mensenhanden gemaakte voorwerpen, enkel en alleen omdat zij een aantal specifieke eigenschappen bezitten. Ik zie het zo; ieder kunstwerk is gescheiden van commercie, maar leeft bij de gratie van hen die het willen bezitten en koesteren. En dat kost nu eenmaal geld.