maandag 16 september 2013

Die Traumdeutung

De stilte, stilte die pijn aan je oren doet; die als een natte zware deken het leven bedekt. Geen toon, geen noot is er hier te horen. De vogeltjes hebben hun gezang gestaakt. Geen krekel laat zijn raspende getjirp horen. Waar ben ik in hemelsnaam? Niet alleen de stilte grijpt me naar de keel, ik zie ook niets. Zwart, geen nuances. Zo moet het zijn als men horende en ziende doof en blind is. Ik open mijn mond, wil het uitschreeuwen, maar ik hoor m'n eigen gegil niet. Kan ik niet meer schreeuwen, nee erger... ben ik al gestorven?

'Vertel eens iets over uw jeugd?' De stem vlak naast mijn oor overvalt me als een explosie. 'U hoeft niet te schrikken hoor, het is maar een vraag.'
Maar ik zie niks! Ik hoor niks! Bij wie hoort die stem? 'Hier is sprake van verdringing. U wilt niet graag over uw jeugd vertellen... vertel me dan iets uit uw vorige leven...'
De stem ratelt maar door. Houdt het dan nooit op?? Ik wil de vogels weer horen fluiten, de krekels horen tjirpen, niet die zware doorrookte stem... Nee! Nee!
'Goed dan... U wilt mij niets vertellen. Maar kunt u me dan wel vertellen wat u hier komt doen?'
Het zwart wordt zonder overgang fel wit. Het licht brandt in mijn ogen, tranen wellen op. Ik kan m'n ogen niet opendoen want de pijn is bij iedere poging ondraaglijk. Nu voel ik ook het koude leer van een divan. Ik kan me weer bewegen. Mijn handen hou ik zonder te willen voor m'n ogen, voorzichtig spreid ik mijn vingers en filter het schelle licht. Ik zie groene weiden, in paarse nevel gehulde bergen met herfstkleuren getooide bomen. Maar... geen vogels, geen krekels, geen mensen.
'Doet u uw handen maar weer weg hoor, ik zal de lamp even lager zetten.'
Het licht wordt nu minder fel, ik kan weer zien! Ik kan weer horen! Wat een genot! Hoe fijn het is om weer te kunnen horen en zien. De diepe zucht naast mij, rukt het laatste restje nevelig onderbewustzijn weg en nu kijk ik tegen een hoofd aan waarin de doorrookte stem in blijkt thuis te horen. Het is voor driekwart bedekt met stug zwart haar. Alleen een puntige neus, twee koolzwarte ogen en een paar bleke wangen steken uit die haarbal. 'Bob Ross?' fluister ik verbaasd.
'Ja Bob Ross, verbaast u dat? Immers u heeft me gebeld gisteren en vandaag had ik nog tijd vrij.'
Ik kijk naar zijn handen, ze zijn benig en dooraderd, zijn pak is gemaakt van een ouderwetse stof die ik niet kan thuisbrengen. Ik draai mijn hoofd verder en zie een ouderwets ingerichte salon. Ik kijk tegen een wand volledig bedekt door een boekenkast vol titelloze ruggen... Op het tafeltje naast mij staat de dwarsdoorsnede van een schedel, de thalamus goed zichtbaar. Ook de corpus callosum valt me op. Ernaast een dik, met karton gekaft, schrijfblok. Een rijtje pennen en potloden, keurig gerangschikt in lengte en dikte ernaast. Ik draai m'n gezicht de andere kant op en ik schrik me de zwarte pest... een skelet met daarop een satanisch grijnzende clownskop staat gebogen alsof hij klaarstaat om me te bespringen met in iedere hand een breed kromzwaard. De benige hand van Bob klopt me geruststellend op de schouder. De kilte doet me nog meer huiveren. Plotseling word ik bevangen door een paniekaanval... Waar ben ik? Hoe kom ik hier? Waar is de uitgang??
'Vreest u toch niet, het is maar een ding, een dood ding.' Bob klonk lang niet meer zo zalvend als op de TV. Er zat onmiskenbaar een griezelige rasp in zijn stem. Hij kijkt me met een lege blik aan. Ik hoor iets kraken, kijk verschrikt op en zie het skelet nu over me heen gebogen staan. De satanische clownskop is nu verdwenen maar in de plaats daarvan is een donkerrode holte gekomen van waaruit een gele substantie druipt. 'Alarm!! Mosterdgas!!' gil ik uit alle macht. Ross drukt me nu krachtig omlaag het is een onwaarschijnlijke kracht. Ik ben als verlamd, kan me niet bewegen.
'Blijf toch een rustig liggen mijn waerde, niets zal u gebeuren.'
Met geen macht ter wereld kan ik me bewegen, dus waarom Ross nu zo uit  z'n nek zit te lullen is mij een raadsel. Nu buigen de hoofden zich dieper over me heen, ik ruik de stinkende adem van clown Bassie en die van Ross. Adem?? Skeletten ademen niet en Ross is allang dood!! Wat zal ik nu beleven??

'Kalmeer! Kalmeert u toch!' Ruw wordt ik heen en weer geschud.
'U moet in slaap zijn gevallen. Ik was even afwezig, heeft u gedroomd?'
Ik open mijn ogen en door een raam zie ik groene weiden, het zonnetje aan de blauwe hemel en hoor het tsjirpen van een mus. 'Ja, ik zit hier hoor.' Het geknip van vingers doet mij omkijken. Ik zie een modieus geklede man, kalend, hoornen brilletje, rooddooraderde neus en herken hem half. Hij lacht naar me. 'U heeft gedroomd.' Het is een constatering, geen vraag. 'Kunt u mij de droom precies vertellen?' Ik schud mijn hoofd. Ik ga hem niet vertellen hoe de werkelijkheid er uit ziet.
'Jammer, ik had de oorzaak wellicht kunnen vinden van uw introverte immanentie. Dromen geven perfect aan hoe uw cognitieve dissonantie zich verhoud tot de seriële desensitisatie van uw hypofyse adenoom. Klinkt u dat bekend in de oren collega?'
'In het geheel niet,' breng ik hakkelend uit. De man steekt zijn hand uit en alles verdwijnt weer in de diepste duisternis. Opnieuw doet de stilte pijn aan mijn oren, blind ben ik, opnieuw die zware natte deken die me het leven bedekt.
'Vertel eens iets uit uw jeugd.' Nee! Niet weer! Waar ben ik nu beland? Weer in dat helse hol van Ross?!
'Niet? Doe uw ogen open, NU!' De stem weerkaatst tegen hoge stenen muren als in een immens vertrek.
'Heeft u nog iets toe te voegen aan het pleidooi van uw verdediging?' Ik schud mijn hoofd in opperste verwarring. 'Antwoord beklaagde!' Buldert de stem.
'Nee edelachtbare beklagenswaardige heer!' Brul ik terug.
'Mooi! U kunt gaan!'
'Verrot jij maar met je vergane rechtspraak hoerenzoon!' Ik schreeuw mijn opgekropte venijn er uit. Hij kan me wat, m'n kwelgeest. 'Sodemieter op met je bepoederde gelaat!'
Het wordt angstig stil in de hoge ruimte, daarnet was er nog geroezemoes te horen, geschuifel en gekuch... Niemand lijkt een vin te verroeren. Alles en iedereen houdt collectief de adem in. Welk een onverlaat, welk een abjecte en infame schelm durft zo tekeer te gaan tegen de oude rechter!
'Hang hem! Hang dat zwijn op!' Dat schreeuwt een boertig persoon vanaf de publieke tribune. De vent begint om zich heen te zwaaien met een stapel wetboeken. 'Hier staat het! Belediging van de rechtbank wordt bestraft met de strop!'
'Bedaar! Bedaar gek! Of u zult degene zijn die gehangen wordt tot de dood er op volgt!' De oude rechter slaat met al zijn overgebleven kracht deuken in zijn met groen vilt bedekte tafel.
'Jaah! Hang hèm op!' Roepen de mensen wijzend naar het boertig persoon. Deze kijkt verwilders om zich heen en zet zich schielijk weer neer. Zijn geblondeerde hoofd tussen de schouders getrokken.
'U moet uw mond houden! U banjert als een kreupel wandelend wetboek door mijn domein. Nog één opmerking en ik verban u naar de uitkijktoren zonder uitzicht, met een koker voor uw gezicht en de oogkleppen van een paard. En geen knieschot dit keer, dat bent u nul en generlei waard!' Nu probeert de boertige man zich nog kleiner te maken. De oude rechter, tevreden met deze reactie, wijst nu naar mij. 'Gaat heen en laat u hier niet meer zien, verwijder uw persoon, lazer op!' Een zware hand op m'n schouder duwt mij vaderlijk naar de uitgang. De ijskoude lucht slaat als een diepbevroren dweil in m'n gezicht. Happend naar adem krijg ik een laatste duw van mijn uitgeleide.
'Wordt nu eens wakker!' De stem van de man naast mij klinkt wrevelig. 'U valt telkenmale in slaap. Kunt u uw ogen niet openhouden, moet u naar bed gaan. Slapen doet u maar in eigen tijd. Mijn centen zijn niet van blik!'
'U kunt ende moge mijn kont kussen! Met wiens blik wordt uw geld geslagen? Dat van MIJ! Kom mij niet aan boord met uw zeeroverspraatjes, uw diefachtig gezwets!' De man weert mijn wiekende molenslag af en verliest daarbij zijn goudomrande hoornen bril. Ik ben des duivels. 'U maakt mij telkens weg, met uw schaapachtige gezever, U! Ik zal u....!' Weer steekt de man zijn hand uit en opnieuw overvalt me de duisternis. Nu weiger ik mijn gedachten los te laten, nee meneertje geen dromen meer.

'Wat heb je toch? Je ligt de hele nacht al te draaien. Hier word ik niet goed van hoor... als je dat maar weet!'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten